04.08.2014 14:50:43 871x read.
ARTICLES
Een jaar lang bewaarde ik het kerkblaadje waarin ik de oproep van de Broeders FIC had gelezen. Uiteindelijk besloot ik te schrijven, in 1988. Ik kreeg snel een hartelijke brief terug, een eerste indruk die bevestigd werd toen ik voor het eerst naar Santiago ging om kennis te maken. Ik ervoer belangstelling voor mijn persoon, mijn familie, mijn bewogenheid. Ik voelde me er onmiddellijk thuis en wist dat dit mijn plaats moest zijn.
Vriendelijkheid en ruimte
De vriendelijkheid van de broeders gold niet alleen mij, maar ook de armen en de leerlingen met wie ze omgaan: zonder onderscheid te maken en met groot respect voor de persoon. De vormende taken van de broeders sloten goed bij mijn belangstelling aan, want ik wilde graag leraar worden. Ik ging Engels studeren en merkte dat ik de ruimte kreeg om mijzelf te ontplooien. Zo ging ik bijvoorbeeld ook workshops aan huisvrouwen geven over gebed en persoonlijke ontwikkeling.
Het trof me dat de congregatie de naam van Maria draagt, voor wie ik een diepe devotie koester. Het trof me evenzeer dat de broeders bezorgd waren om mij. Niet alleen of ik wel broeder zou worden, maar ook om mijn persoonlijk leven en de goede relaties met mijn familie. Ze maakten mij duidelijk dat het leven van een religieus een groeiproces is dat gelukkig kan maken, en waarbij ik geen afstand hoef te doen van vriendschappen, van ontspanning en het bezoeken van mijn ouders.
Mijn vader vond mijn keuze voor de broeders een godsgeschenk. Hij steunde me en hielp me met raad en daad. Mijn moeder had het er moeilijk mee. Ik ben enig kind en ze vond het moeilijk dat ik het eiland waar ik opgroeide zou verlaten, dat we elkaar maar twee keer per jaar konden zien. Gaandeweg heeft ze het geaccepteerd. Inmiddels zijn mijn ouders op leeftijd en steunt mijn communiteit mij om geregeld naar hen toe te gaan.
Van leraar naar gids
In mijn werk ben ik in 1995 begonnen als leraar Engels voor kinderen en adolescenten. Dat gaf me een aantal jaar veel voldoening, maar gaandeweg merkte ik dat ik het belangrijker vond om mensen in hun persoonlijk leven bij te staan. Toen ik me daar meer op richtte merkte ik dat het me goed afging. Enkele dagen voor mijn eeuwige professie werd me gevraagd of ik me verder wilde specialiseren in Engels – of liever in pedagogiek. Ik ben toen gaan studeren voor gezinsbegeleiding, vooral omdat de armen geen geld hebben om naar een specialist of psycholoog te gaan.
Inmiddels werk ik voor de conferentie van religieuzen van het bisdom Tala, als leraar Engels van de avondschool voor volwassenen in het Centrum Louis Rutten. Ook bemiddel ik bij huwelijksproblemen en opvoedingsvragen. Daarnaast leid ik bijeenkomsten voor groepen over bijvoorbeeld geweld in gezinnen, seksualiteit en de voorbereiding op het huwelijk.
Het ontroert me als mensen tijdens de sessies licht zien voor hun problemen, als ze beginnen te voelen dat ze zelf waardevolle mensen zijn met talenten. Mensen die zelf de kracht hebben om hun problemen op te lossen. Ik vind het fijn om een gids te zijn en te zien dat een man en vrouw weer in gesprek raken, dat ouders liever worden voor hun kinderen, of dat iemand in het reine komt met zijn geschiedenis.
Afgetobde broeders?
Ik zie onze toekomst niet rooskleurig in, voor wat betreft het aantal roepingen. Dat heeft met verschillende omstandigheden te maken. Sommige liggen buiten ons, zoals de vele jongeren die door gebroken gezinnen beschadigd zijn, of de consumptiewereld waardoor ons leven weinig aantrekkelijk lijkt. Maar andere oorzaken hebben met onszelf te maken. Hoe aantrekkelijk kan het zijn als jongeren uitgeputte broeders zien, hollend van hot naar her, zonder tijd voor ontspanning, gebed of retraite? En hoe aantrekkelijk oogt het vak van leraar voor hen?
Ik droom dat er meer broeders komen in Chili, mannen die niet noodzakelijkerwijs leraren zullen zijn. Ik droom dat wij gelukkige religieuzen zullen zijn, met meer tijd voor gebed en rust. Ik droom dat wij mensen – en onszelf – kunnen helpen om de wonden in onze levens te helen.
We zijn maar met weinigen, maar we zullen niet stoppen met te strijden voor onze idealen. Ik geloof dat de Heer niet de hoeveelheid werk het belangrijkst vindt, maar vooral de kwaliteit van het weinige dat we kunnen doen.
Healing wounds
For one year I kept the little church journal with the call of the Brothers FIC. After all I decided to write them, in 1988. Very quickly I received a heartily letter, a first impression that was confirmed when I went to Santiago to meet the brothers for the first time. I experienced real interest in myself, my family, my commitments. I felt at home immediately and knew this had to be my place in life.
Friendliness and room
The friendliness of the brothers was not only meant for me, but also for the poor and the students they associate with: without discriminating and with great respect for each person. The educational tasks of the brothers combined with my interests well, for I wanted to become a teacher myself. I started to study English and noticed I was given room to develop myself. For example I started to give workshops for housewives about prayer and personal growth.
Moreover it struck me that the congregation is called after Mary, for whom I feel a deep devotion. It struck me just as much that the brothers had a concern for me. They were not only interested whether I would join them, but they also cared about my personal life and the good relations with my family. They made it clear to me that being a religious is a process where one can be happy with, and that I do not need to renounce friendships, relaxation and the visits to my parents.
My father saw my choice for the brothers as a gift from God. He supported me and helped me wherever he could. My mother found it very difficult. I am an only child and it was difficult for her to accept that I would leave the island I grew up on, and that we would see each other only twice a year. Along the way she accepted it. By now my parents got on in years and my community supports me to visit them regularly.
From teacher till councillor
In my apostolate I started as a teacher in English for children and adolescents in 1995. It gave me great satisfaction for a number of years, but along the way I discovered I found it more important to stand by people in their personal life. When I started doing that, I noticed I did well as a councillor. A few days before my vows I was asked whether I would like to specialise in English – or rather in pedagogy. I then started to study family counselling, especially because the poor do not have the money to go see a specialist of psychologist.
By now I am working for the conference of religious in the Tala-diocese and as a teacher in English at the evening-school for adults in the Centre Louis Rutten. I also mediate in marital problems and problems in the upbringing of children. Moreover I lead meetings for groups concerning subjects like violence in families, sexuality and preparing for marriage.
It moves me to watch people during sessions when they start to see light for their problems, when they start to feel that they are valuable and talented people. People who are strong enough to solve their problems themselves. I enjoy being a guide and seeing a husband and wife talking again, parents being gentler to their children, or someone coming to terms with his or her personal history.
Worn-out brothers?
I do not see our future rosily, concerning the number of vocations in Chile. This has to do with various circumstances. Some of them are exterior, like the many young people who have been damaged in their broken families, or the modern world of consumption which does not make our life look very favourable. But there are also internal circumstances. How attractive is it for young people to see exhausted brothers, running from one thing to the next, without any time for relaxation, prayer or retreat? And how attractive is the profession of teacher to them?
I dream that we will have more brothers in Chile, men who are not necessarily teachers. I dream that we can be happy religious, who take time for prayer and quiescence. I dream that we can help people – and ourselves – in healing the wounds of our lives.
There are only few of us, but we will not stop fighting for our ideals. I believe that the Lord does not see the amount of our work as most important, but rather the quality of the little we can do.
Sanar heridas
Hno. Patricio Guentelicán Pérez
Durante un año conservé la hojita distribuida en la Iglesia, en la que había leído la invitación de los Hermanos FIC.Finalmente, en 1988, decidí escribir. Pronto recibí una carta cordial de respuesta: una primera impresión, que fue confirmada cuando partí por primera vez a Santiago para presentarme. Experimenté interés hacia mi persona, hacia mis familiares y mis intereses. Inmediatamente me sentí en casa y sabía que esto aquí era el lugar apropiado para mi.
Amabilidad y espacio
La amabilidad de los hermanos no sólo se dirigía hacia mí, sino también hacia los pobres y a los alumnos con quienes compartían: sin hacer distinción y con un respeto grande para la persona. Las actividades formativas de los hermanos se relacionaban bien con mis intereses, porque me gustaba la profesión de profesor. Empecé con el estudio del Inglés, y me daba cuenta que me dieron el espacio para desarrollarme. Así por ejemplo daba unos talleres a dueñas de casa sobre la oración y desarrollo personal.
Me llamó la atención que la congregación lleva el nombre de María, hacia quien siento una profunda devoción. También me conmovía que los hermanos se preocupaban de mí.No sólo por si realmente iba a ser hermano, sino tambíén por mi vida personal y por las relaciones con mis familiares. Me aclararon que la vida de un religioso es un proceso de crecimiento con que uno puede llegar a ser feliz, y que no me obligaba a renunciar a amistades, a distracciones y a mis visitas a mis padres.
Mi padre apreció mi opción por los hermanos como un regalo de Dios. Me apoyaba y me ayudaba con hechos y palabras. Para la mamá era dificil. Soy hijo único, y para ella era difícil que yo iba a dejar la isla en la que me crié, y que sólo dos veces al año nos íbamos a ver. De a poco lo ha ido aceptando. A todo esto mis padres ya han entrado en edad y la comunidad me apoya para ir regularmente a verlos.
De profesor a guía
En cuanto a mi trabajo, he empezado en 1995 como profesor de Inglés para niños y adolescentes. Por un número de años esto me daba satisfacción, pero poco a poco me daba cuenta que más importante para mi era ayudar a las personas en su vida personal. Desde que me centraba más en ello me daba cuenta que esto me resultaba fácil. Unos días antes de la profesión perpétua me preguntaron si quisiera especializarme más en el Inglés – o mejor en pedagogía. Entonces empecé a estudiar en asistencia familiar, especialmente porque los pobres no tienen los medios para ver un especialista o psicólogo. Mientras tanto trabajo para la Conferencia de Religiosos de la Diócesis de Talca, como profesor de Inglés para adultos en la escuela nocturna del Centro Louis Rutten. También hago de intermediario en problemas matrimoniales y en cuestiones educacionales. Además asesoro encuentros para grupos sobre por ejemplo: violencia en la familia, sexualidad y la preparación al matrimonio. Me emociono cuando la gente durante las sesiones se les iluminan sus problemas, cuando empiezan a sentir que ellos mismos son personas valiosas dotadas de talentos. Gente que tiene la fuerza de solucionar ellos mismo sus problemas. Me gusta ser un guía, y ver como un hombre y una mujer nuevamentre entran en conversación, que los padres se portan con más cariño ante sus hijos, o que alguien se le aclara la película ante su historia.
Hermanos cansados?
No veo nuestro futuro de color de rosa, en cuanto al número de vocaciones. Esto tiene que ver con distintas circunstancias. Algunas están fuera de nuestra alcance como es el caso de los muchos jóvenes dañados por la situación de las familias destrozadas, o la sociedad consumista que hace que nuestra vida aparezca como poco atractiva. Pero otras causas tienen que ver con nosotros mismos. ¿Qué atractivo tiene para jóvenes ver hermanos agotados, corriendo de acá para allá, sin tiempo de recreo, oración o retiro espiritual? ¿Y qué atractivo tiene para ellos la profesión docente?
Sueño con tener más hermanos en Chile, hombres que no necesariamente sean profesores. Sueño con que seremos felices como religiosos, con más tiempo dedicado a la oración y al descanso. Sueño con que estamos ayudando a la gente y a nosotros mismos para sanar las heridas de nuestras vidas.
Somos pocos pero no dejaremos de luchar por nuestros ideales. Yo creo que el Señor no considera la cantidad de trabajo lo más importante, sino la calidad de lo poco que podemos hacer.